Wie mij de afgelopen maanden in en om de kerk is tegengekomen, weet zeer waarschijnlijk dat ik er naast mijn werk nog een flinke klus bij had: het van binnen opknappen van mijn appartement in Bos en Lommer. Na twintig jaar was het hoog tijd. Alle muren moesten opnieuw geschilderd en de vloer vervangen. Dat betekende dat alles van z’n plaats moest en dat betekende eveneens: flink opruimen. Het meeste nog zag ik uit naar de herinrichting van mijn werkplek. Eindelijk boekenkasten met plek voor al mijn boeken, waar ik in de afgelopen jaren een bijzetkast voor nodig had om vast te stellen dat dat ook nog geen oplossing was, omdat er zich maar stapeltjes door het hele huis bleven verspreiden.
Alle boeken die ik heb – ik weet niet precies hoeveel, maar voor een predikant nog heel bescheiden – zijn door mijn handen gegaan de afgelopen maanden. Van sommige bleek ik twee exemplaren te hebben, van sommige – vooral romans – wist ik niet eens meer dat ik ze had. Aan veel boeken zit ook een herinnering vast: aan een heel aantal studieboeken de herinneringen aan mijn studententijd in Kampen, aan andere – oude boeken van mijn vader – de herinnering aan de ontwikkeling in geloof die hij doormaakte en waar ik als tiener getuige van was. Ik bladerde weer even door twee commentaren: één op Amos en één op Micha, van de enige andere Elhorst die theoloog was, en door verschillende romans, een flink aantal geschreven door homoseksuele en lesbische auteurs. De meeste las ik als twintiger en dertiger. Ze hielpen me in mijn identiteitsvorming als homoseksuele man. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
De allerlaatste aanwinst op het moment van dit schrijven is het boekje Prenten van weleer. Geschiedenis van de Pijp (Amsterdam) in 50 oude ansichtkaarten. Ik ontving het van de samensteller Ton van der Tas. Ik houd van geschiedenis. Of ik moet het anders zeggen: ik vind geschiedenis belangrijk, omdat we zonder kennis van wat er gebeurd is in het verleden, het heden ook niet begrijpen en de toekomst al helemaal niet tegemoet kunnen treden. ‘Houden van’ doe ik van kleine geschiedenis. Zo heb ik mijn opa’s en oma’s helemaal uitgehoord over de jaren voor de Tweede Wereldoorlog en over de bezettingsjaren. En bij mijn ouders thuis was ik verantwoordelijk voor de historische Legerparafernalia. Op de universiteit was één van de docenten kerkgeschiedenis ook een fan van kleine geschiedenis, maar hij verloor zich dusdanig in de details dat we allemaal het spoor bijster raakten. En nu heb ik in een aantal dingen de herinnering aan mijn opa’s en oma’s in huis, onder andere de verzameling theelepeltjes van de ouders van mijn moeder – een verzameling die op zichzelf een hele geschiedenis vertelt.
Goed, terug naar het boekje Prenten van weleer. Ik heb het bij ontvangst direct helemaal doorgebladerd. In elke getoonde ansichtkaart werd iets zichtbaar van de kleine geschiedenis van de Pijp: dat de stad ooit ophield na het Van der Helstplein, dat je aan het eind van de Ceintuurbaan aan de kant van de Amstel lange tijd alleen maar met een pontje naar de overkant kon, dat de straten ooit leeg en ruim waren, dat de zandbak in het Sarphatipark zich nog steeds op de plek bevindt, waar die ooit gepland werd, enzovoorts. De Oranjekerk kwam ik op slechts één ansicht tegen en dan nog alleen maar de toren. Ton verzekerde mij dat dat zou veranderen bij de presentatie van zijn volgende boekje in maart 2024, want de Oranjekerk is natuurlijk een beeldbepalend gebouw in de Pijp. Het prentenboekje komt in mijn boekenkast naast het boekje dat gemaakt werd toen de Oranjekerk honderd jaar bestond in 2003 en naast het boek van Jip Kreijns die ook al zo zijn best deed door in verhalen steeds weer de relatie van de kerk met de buurt te bevestigen, zoals het prentenboek dat historisch doet. Het is niet alleen maar aardig en leuk, het is van essentieel belang. De omgeving van de kerk is de reden van haar bestaan. Waar zou de Oranjekerk als het hart van de Pijp anders voor kloppen?
